Hoe Marianne Vos weer wielrenster werd

In de rust van het Zuid-Afrikaanse Stellenbosch werkte Marianne Vos eind vorig jaar aan haar rentree in het peloton. Tijdens de gedwongen onderbreking van haar carrière had de Brabantse in 2015 alle tijd om eens goed in de spiegel te kijken. “Ik heb beseft dat er meer is dan alleen wielrennen, maar ook dat ik het zeker niet los wil laten.”

Eerder verschenen in Wieler Revue Seizoengids, januari 2016

Wie onder de slagboom van de Stellenbosch Academy of Sport (SAS) doorrijdt, waant zich in een andere wereld. Midden in dit pittoreske, Zuid-Afrikaanse stadje vind je geen huizen in Kaapse stijl of hordes toeristen die op zoek zijn naar de leukste wijnbar. Door de spierwitte gebouwen en het hemelsblauwe zwembad doet deze plek nog het meest aan een luxe vakantieresort denken. Maar de wapperende vlaggen van de Springboks, het Zuid-Afrikaanse rugbyteam, maken aan die illusie snel een einde. Hier leven topsporters. Naast deze mannen met brede nekken is ook de nationale vrouwenselectie van bondscoach Johan Lammerts er neergestreken. Mét Marianne Vos, die op deze zonovergoten novemberdag van een welverdiende rustdag geniet. De Brabantse loopt er dan ook zomers bij. Korte broek, sportief shirt, zonnebril in het haar.

Met steun van NOC*NSF bereiden de beste Nederlandse vrouwen zich jaarlijks in Zuid-Afrika voor op het nieuwe seizoen. Vroeger gebeurde dat in het nabijgelegen Paarl en vorig jaar week men uit naar Florida. “Dat was bepaald geen succes”, herinnert Vos zich. “Het weer was niet goed en de trainingsmogelijkheden ook niet geweldig. Hier is het ideaal. Je hebt geen jetlag, het weer is vrij steady en de wind is geen drama voor ons. Bovendien heeft het SAS alle faciliteiten die we nodig hebben.” Vergeleken met het uitgestorven Paarl is toeristische trekpleister Stellenbosch een verademing. “Je kunt nog eens lekker het stadje inlopen. De gebouwen zijn wat ouder en je hebt leuke koffietentjes in de buurt. Erg gezellig.”

dsc_0698

Opbouwen is het sleutelwoord tijdens dit Afrikaanse trainingskamp. Vooral voor Vos, die na maanden van inactiviteit haar trainingen weer mag opvoeren. Hoewel ze nog een schema zonder intensieve blokken volgt, vindt ze het heerlijk om weer bij de groep te zijn.

Hoe reageert je lichaam op die toegenomen trainingsarbeid?
“Ik kwam van ver, dus ik merk dat ik grote stappen maak. Het doet me denken aan mijn tijd bij de nieuwelingen en junioren. De eerste keer dat ik weer fietste voelde een uur gewoon al niet lekker. Het draaide niet. Op een gegeven moment krijg je weer een klein beetje inhoud, gaat het weer lekker. Hier in Afrika kan ik gewoon goed meekomen met de meiden en rijden ze me er tijdens een duurtraining niet af.”

Dat klinkt gek uit jouw mond. Heb je conditioneel dan helemaal geen basis overgehouden aan al die jaren op topniveau?
“Nee, zelfs mijn basis was weg. Het enige wat ik nog had was een soort herinnering van mijn lichaam. Toen ik weer begon te trainen dacht mijn systeem ‘hé, dit herken ik’. Daardoor pakte ik de trainingen snel weer op. Dat was voor mij ook een nieuwe ervaring. Wist ik veel hoe zoiets precies voelt. Want of je nou Marianne Vos bent of niet, als je zes maanden niet echt traint is je conditie gewoon weg.”

Tussen mei en november mocht je niets doen. Hoe voelde dat? En wat betekent ‘niets’ voor jou?
“In de eerste maand kon ik het moeilijk accepteren. Ik stond langs de kant en voelde mezelf achteruit gaan. Dat was niet fijn. Ik mocht wel wandelen, zwemmen en een uurtje tot anderhalf fietsen. Vooral op de gewone fiets, want mijn fietsbroek aantrekken voor een uur vind ik de moeite niet. Verder sprak ik vaker met vrienden af, om toch wat afleiding te zoeken. Maar bovenal heb ik gerust. Veel gerust. Dat zou me toch het meest helpen.”

‘Het zit in mijn karakter om de grens op te zoeken’

Je hebt ook voldoende tijd gehad om terug te kijken op je carrière tot nu toe. Waar dacht je zoal aan?
“Dat ik best het een en ander heb bereikt, niet alleen op sportief vlak. De sport heeft me veel gebracht en met mijn prestaties heb ik anderen gemotiveerd en geïnspireerd. Dat vond ik altijd al heel belangrijk, maar ik stond er niet zo bij stil omdat ik alweer bezig was met het volgende doel. Ik nam niet de tijd om ervan te genieten.”

Je zat dus in de beruchte ‘bubbel’ waar topsporters het vaak over hebben. Hoe was het om daar een tijdje uit te stappen?
“Dat heeft me heel veel geleerd over mezelf. Meer nog dan het aaneenrijgen van overwinningen. Ik heb beseft dat er meer is dan alleen wielrennen, maar ook dat ik het zeker niet los wil laten. In die bubbel doe je elke dag hetzelfde en leef je naar het volgende doel toe. Je vlucht als het ware uit het dagelijks leven. Er is nooit een ‘nu’, alleen een toekomst. Eenmaal buiten die bubbel was ik voor mezelf niet meer ‘die wielrenster’ en ging ik beseffen dat de persoon Marianne Vos ook best interessant is.”

Je hebt een half jaar als ‘gewoon Marianne Vos’ mogen leven.
“Ja! Ik voelde me geen wielrenster meer en kon daar niet mijn bestaan op… (Lachend) Oei, dit wordt een heel zwaar stuk. Normaal kun je zeggen ‘Marianne Vos, wielrenster’ en word je voorgesteld als wereld- en Olympisch kampioene. Dat hoefde voor mij niet, maar dat bén je dan. Maar wat ben je als je langs de kant staat? Eigenlijk gewoon net als ieder ander. En dat is ook weleens mooi om mee te maken. Toch heb ik me altijd onderdeel van het team gevoeld hoor. Ik mocht overal mee naartoe en kon soms zelfs een beperkte bijdrage leveren tijdens een bespreking. Daardoor stroomde ik makkelijk weer in.”

Bewijsdrang
Wie de erelijst van Vos raadpleegt, kan daarbij beter even gaan zitten. Op de weg, de piste en in het veld reed ze een duizelingwekkend aantal overwinningen bijeen. In  aanloop naar seizoen 2015 vond ze in het mountainbiken een nieuwe uitdaging, maar veel verder dan trainingen en enkele wedstrijden kwam ze niet. Haar oververmoeide lichaam zat haar toen al te veel in de weg. De diagnose ‘overtraind’ bleek dan ook onvermijdelijk.

Kun je een moment aanwijzen waarop het mis ging?
“Nee, er is geen moment. Ik heb natuurlijk de voorbije jaren wel vaker klachten gehad. Last van mijn rug, last van mijn bil, uitval in mijn linkerkant. Dat klopt allemaal niet, maar ik herstelde er wel steeds van. Met die pijntjes zat ik al jaren, zoiets bouwt op. Er speelden veel factoren een rol, maar uiteindelijk gaat het voornamelijk over de laatste twee jaar. Nadat ik hersteld was van mijn hamstringblessure tijdens het WK Veldrijden, kreeg ik weer allerlei klachten. Toen werd het me duidelijk: dit is geen blessure, het komt ergens anders vandaan. Je lijf kan het niet meer aan. Ik ben blij dat ik daar achter kwam, want anders was het wel echt klaar geweest denk ik.”

Je was niet ziek en had geen blessure, was het daardoor moeilijker te accepteren?
“Dat was het lastige. In mei ben ik gaan rusten in de hoop het einde van het seizoen te halen. Testen in juli gaven echter aan dat mijn lichaam nog steeds niet goed genoeg hersteld was. Als ik net iets te lang gewandeld of gefietst had, kreeg ik de dag erop een kleine terugval. Zware benen. Dat gaf duidelijk aan dat ik er nog niet was, waardoor het makkelijker te accepteren was. Zoiets van ‘dit is nodig, hier moet ik de tijd voor nemen’. Nog meer vertraging zou het lastig hebben gemaakt om dit seizoen weer in te stromen.”

dsc_0703-1

 Welke rol speelde de druk die je als sporter ervaart?
“Natuurlijk zijn er verwachtingen, maar je bent er altijd zelf bij. Soms doe je wel iets uit verantwoordelijkheidsgevoel. Dan deed ik iets omdat ik het gevoel had dat het zo hoorde, niet omdat ik het zelf wilde. Dat is een belangrijke les geweest.”

Was er dan nooit iemand die zei ‘misschien moet je eens wat minder doen’?
“Iedereen heeft het gezegd, ik zelf ook. Maar het zit in mijn karakter om de grens op te zoeken en mezelf pijn te doen. Inmiddels voel ik aan wat wel kan en wat niet verstandig is.”

‘Ik ga proberen iets minder eigenwijs te zijn’

Noem eens iets wat je niet meer zal doen?
“Ik ga proberen iets minder eigenwijs te zijn. Soms doe ik iets terwijl ik weet dat het niet goed voor me is. Uit een soort bewijsdrang. Ik voelde me verantwoordelijk voor de ploeg, een sponsor of voor een bepaald evenement. Maar ik hoef mezelf helemaal niet te bewijzen. Ik haal alleen voldoening uit trainingen die nut hebben. Ik ga me dus vaker afvragen of ik ergens profijt van heb of mezelf er juist mee schaad. Vanuit de ploeg word ik daar heel goed in begeleid, onder andere door Koos Moerenhout en onze trainster, Trudy van den Boom. Samen met haar probeer ik een weg te vinden in wat wel en niet kan. Ik weet natuurlijk ook niet hoe mijn lichaam reageert. Hoe snel bouw ik conditie op? Op hoeveel procent zit ik nu? Wanneer kan ik mijn eerste wedstrijd rijden?”

Moeder overste
Vos begint dus vol vraagtekens aan het nieuwe seizoen. Naast onzekerheid over haar eigen vorm, is de toekomst van haar ploeg ongewis sinds Rabobank eind vorig jaar aankondigde volledig uit de wielersport te stappen. Naast de KNWU en het daaraan gekoppelde Rabobank Development Team moeten ook Vos en co op zoek naar een nieuwe geldschieter. “Dat is spannend, maar we wachten het rustig af. Het zou mooi zijn als we voor de zomer duidelijkheid hebben”, stelt Vos, die haar kans pakt om Rabobank te bedanken voor de geleverde steun. “Dankzij hen heb ik weer rustig kunnen opbouwen. Dat had ook anders gekund want het blijft natuurlijk wel topsport. Ik hoef geen cadeautjes, maar een klein beetje tijd was wel prettig.”

Je keert terug in een Olympisch jaar. Is Rio het grote doel van 2016?
In de eerste plaats wil ik weer helemaal fit zijn en niet geforceerd naar een wedstrijd toewerken. Daarin schuilt namelijk wel het gevaar. Als ik nu een doel van een bepaalde wedstrijd maak, gaat mijn gevoel overboord en werk ik daar naartoe. Dat zou misschien best wel gaan, maar de vraag is of het handig is. Of ik daar niet meer mee afbreek dan opbouw. Daarom wil ik eerst een goede basis leggen. Als ik mijn gebruikelijke niveau kan halen, doe ik gewoon weer in de top mee.”

Je ploegmanager Eric van den Boom zei vorig jaar tegen NU.nl dat je ‘misschien wel beter wordt dan ooit’.
“Zei hij dat? Nou ja, hij weet hoeveel honger ik heb om weer te gaan fietsen. Dat ziet hij vrijwel dagelijks. Daar kan hij uit opmaken dat het daar in elk geval niet aan zal liggen. De motivatie is er en het plezier ook. Niet meer vanuit het idee ‘ik moet iets’, maar ‘ik wil iets’.”

Is het een voordeel dat Anna van der Breggen ook een toprenster is geworden?
“Zeker. We hebben gewoon een heel goede ploeg die collectief sterk gepresteerd heeft. Iedereen is vorig jaar boven zichzelf uitgestegen. Alhoewel, die kwaliteiten hebben ze natuurlijk gewoon. Het moest er alleen nog wel uitkomen.”

Heeft jouw afwezigheid daarbij geholpen?
“Dat speelde misschien best mee. Er ontstond ruimte en de verwachtingen naar de overige rensters werden anders. Er moest toch gepresteerd worden. Die omschakeling om zelf voor de winst te rijden, was voor een aantal rensters best moeilijk maar uiteindelijk zagen ze de mogelijkheden wel. Anna heeft zich geweldig ontwikkeld, Pauline heeft als wereldkampioene een goed seizoen gedraaid. Maar dat geldt ook rensters als Lucinda Brand en Roxane Knetemann. We hebben nog steeds een relatief jonge ploeg. Samen met Rox ben ik de oudste (28, red.). Een soort ‘Moeder Overste’.”

Ervaring delen
Nu ze zelf op de terugweg is, weet Vos als geen ander hoe overtraindheid aanvoelt. Met die kennis zou ze graag haar jonge ploeggenotes helpen. “Door de fouten die ik gemaakt heb, ben ik zelf het beste voorbeeld van hoe het niet moet. Daardoor kun je iets makkelijker uitleggen dan wanneer je alleen zegt: ‘Dat pak je verkeerd aan’. Inmiddels heb ik best wel wat ervaring om te delen.” Vos houdt zich graag met de psychologische kant van de sport bezig. “Stiekem maak je daar als topsporter je eigen studie van. Maar ook teamprocessen, voeding en trainingsleer houden me bezig.”

Plaats een reactie

search previous next tag category expand menu location phone mail time cart zoom edit close